de hele dag verbonden
waar kun je het allemaal over hebben?
Met en zonder media
Informatie vaardigheden
Niveau 13
- Vertelt waarom een specifieke device wordt gebruikt (wanneer gebruik je je mobiel en wanneer is het handiger je laptop open te klappen?)
Mediawijsheid
Niveau 2
- Herkent een device (b.v computer of I Pad).
b1
Niveau 10
- Legt uit dat media en software altijd aanwezig zijn en gebruikt kunnen worden.
Niveau 11
- Benoemt met welke devices en software hij zelf de hele dag verbonden is.
Niveau 12
- Benoemt dat alle digitale tools met elkaar in verbinding (kunnen) staan
Niveau 12
- Formuleert aan de hand van een voorbeeld hoe je dagelijkse taken kunt uitvoeren zonder digitale tool (b.v kaartlezen i.p.v Google Maps)
Niveau 16
- Legt uit wat zijn beperking/stoornis inhoudt en welke digitale tools worden ingezet om hierin te ondersteunen.
b1
Computational thinking
Niveau 3
- Herkent patronen van mediagebruik in de klas (klassen routines)
Niveau 4
- Benoemt favoriete applicaties
Niveau 6
- Benoemt favoriete applicaties in het licht van het gebruiksdoel
Niveau 7
- Benoemt eigen mediagebruik in termen van herhaling (dagelijks, wekelijks etc.)
- Geeft persoonlijk voorbeeld waarbij een digitale tool bewust ter ondersteuning bij een activiteit is ingezet (bv. OV reisapp, digitale agenda)
Niveau 8
- Benoemt patroon eigen mediagebruik in termen van tijd en benoemt of dit wel/niet veel is.
Niveau 9
- Brengt eigen mediagebruik onder woorden en hoe dit wordt gereguleerd.
- Benoemt zijn favoriete applicaties m.b.t zijn mediagebruik de overeenkomsten en verschillen in verschillende situaties ( b.v thuis, school, stage).
Niveau 11
- Benoemt de digitale hulpmiddelen die worden ingezet als iets door zijn beperking niet lukt.
Niveu 13
- Benoemt patroon eigen mediagebruik in termen van tijd en benoemt of dit wel/niet veel is benoemt strategie om dit evt. te beperken